De term naaldhout duidt in principe op de indeling van bepaalde houtsoorten in een botanische categorie. Oorspronkelijk komt de naam voort uit de traditie. Met naaldhout bedoelen we houtsoorten met een dichtheid lager dan 0,55 g/cm³. Dit geldt bijvoorbeeld voor inheemse naaldbomen, zoals sparren en dennen, en loofbomen, zoals linde en populier. Het zachtste hout ter wereld groeit echter alleen in de tropen.
Balsahout: de lichtgewicht onder de houtsoorten
De balsaboom is een tropische plant die op alle continenten voorkomt. De bomen groeien zeer snel en bereiken een hoogte van 30 tot 45 meter. De stam heeft een gladde schors die meestal lichtgrijs is en witte marmering kan vertonen. Met een dichtheid van 0,1 tot 0,2 g/cm³ is balsa het zachtste hout ter wereld. PS-hardschuim - dat onder andere wordt gebruikt als polystyreenschuim - heeft een vergelijkbare lage dichtheid. De dichtheid van balsahout varieert afhankelijk van de snede. Dunne takken zijn het zachtst, terwijl stamhout een hogere dichtheid en sterkte heeft.
Toepassingen van balsahout
Balsahout is niet alleen het zachtste hout ter wereld, het is ook extreem licht. Daarom wordt het in tropische gebieden vaak gebruikt voor de bouw van vlotten. Zelfs modelbouwers zijn dol op dit zachte, natuurlijke materiaal. Balsahout wordt gebruikt bij de bouw van vliegtuig- en scheepsmodellen en bij het ontwerpen van modelspoorbanen. Het is net zo gemakkelijk te bewerken als kurk. In de zakelijke sector wordt balsahout onder andere gebruikt voor de bouw van rotorbladen van windturbines. Het extreem lichte hout is ook bruikbaar in de vrijetijdssector. Balsahout werd gebruikt voor de productie van surfplanken op de eilanden van Hawaï. Dit gebeurde echter voordat de eerste harsmodellen op de markt kwamen. Balsahout schreef geschiedenis als bouwmateriaal voor het Kon-Tiki-vlot waarmee de Noor Thor Heyerdahl in 1947 de Stille Oceaan overstak. Destijds vertrok de avonturier in de Peruaanse havenstad Callao en liep bijna vijf maanden later aan de grond op een rif in de Tuamotu-archipel. Het vlot bestond uit negen stammen balsahout die overdwars met elkaar verbonden waren door 5,50 m lange stammen van hetzelfde materiaal. De onderbouw, mast en het dek werden bij elkaar gehouden met henneptouwen en traditionele materialen. Spijkers, schroeven of andere metalen onderdelen werden niet gebruikt.
Terwijl bijzonder harde houtsoorten zoals teak werden gebruikt voor de scheepsbouw vanwege de sterke eigenschappen van balsahout. De Noormannen maakten gebruik van het grote drijfvermogen en het lichte gewicht van balsahout om een drijvend vaartuig te bouwen.